-
1 tirage
tirage [tieraazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:2 tirage à la main, à la rotative • (het) drukken met de handpers, met de rotatieperstirage à part • overdruktirage limité • beperkte oplagem3) trekking [loterij, wissel]4) trek [schoorsteen]5) oplage, druk6) (het) tappen -
2 перебранка
n1) gener. geharrewar, gekibbel, gekijf, gekrakeel, gescheld, getwist, kibbelarij, krakeel, relletje, woordentwist, woordenwisseling2) colloq. mot -
3 пререкания
ngener. gekijf, gekrakeel, getwist -
4 ссора
n1) gener. trammelant, heibel, herrie, kwestie, ongenoegen, spul, standje, bonje (неформальное слово для "ссора", букв "дрязги", "перебранка"), geharrewar, gekrakeel, geschil, kijverij, krakeel, onenigheid, relletje, ruzie, twist2) colloq. mot3) sl. matschudding -
5 mêlée
mêlée [mellee]〈v.〉♦voorbeelden:f1) handgemeen, gevecht3) wirwar, onoverzichtelijk geheel4) scrum [sport] -
6 chicane
-
7 il y a du tirage
il y a du tirage -
8 Gehader
-
9 Hader
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский